Your browser is outdated. Upgrade your browser for better user experience and security

Op 22 april verandert onze hoofdingang en verhuizen heel wat raadplegingen. Lees er hier alles over!

Dyschezie of uitdrijvingsstoornis

Hierbij is de stoelgang niet het probleem, maar wel de mechaniek van de darmen óf de bekkenbodemspier zelf. De darm of bekkenbodem vormt dan zelf een ‘obstructie’ voor de ontlasting. Patiënten noemen dit echter ook vaak ‘constipatie’, aangezien de ontlasting erg moeizaam gaat, dagen kan wegblijven en hierdoor uiteindelijk ook hard wordt.

Het bekken is opgebouwd als een schip, waarvan de boegen de bekkenbodemspieren zijn, de voorkant het schaambeen, en de achterkant het staartbeen of coccyx. In dit schip lopen drie verticale kanalen die elk onderaan hun opening hebben: de endeldarm (het rectum), de vagina (met baarmoeder) en de blaas. De bekkenbodem (of puborectale sling) snoert de endeldarm in rust vanachteren wat in, wat bijdraagt tot de continentie. Tijdens ontlasting dient de spier te ontspannen zodat de endeldarm rechter wordt en de ontlasting kan uitgescheiden worden. Vooral via de baarmoeder zijn de drie organen gefixeerd aan hun musculaire en ligamentaire structuren. Onderling hangen de endeldarm en blaas vast aan de vagina en baarmoeder.

Vrouwen bij wie de baarmoeder verwijderd werd, verliezen dan ook een groot deel van dit ophangsysteem en zijn vatbaarder voor verzakking (prolaps) van deze organen. Verschillende varianten van obstructie zijn mogelijk, aangezien er bij ontlasten beweging bestaat tussen de verscheidene organen in het kleine bekken.